zondag 1 januari 2012

'Ik' (deel 6)

Ik nam afscheid van de kleuterschool en ging naar de lagere school Bekaf in Aarschot. Op die naam waren ze gekomen omdat een jager daar eens op een vogel had geschoten. De bek van het dier was er afgeschoten. Bek af.
We woonden toen nog steeds in Ramsel, al spaarden mijn ouders toen al voor een nieuw huis en moesten ze op zoek gaan naar een nieuwe grond.
Ik herinner me niet zoveel meer van de lagere school, al nam het zes jaar van mijn leven in beslag.
In het eerste leerjaar wou ik bevriend raken met mijn nieuwe klasgenootjes. Koen en Jo werden mijn dikke vrienden en bleven dat voor een lange tijd.
In de catecheselessen vroeg men ons om God te tekenen. Iedereen begon eraan en zoals je kon verwachten tekende iedereen een oude man met een witte baard in de wolkjes. Ik tekende een alien. De juffrouw vroeg me waarom ik zoiets had getekend. Ik zei tegen haar: "Als God de mens nog moest maken, hoe kon hij er dan als een mens uitzien?" Waarschijnlijk werd ik toen al als apart beschouwd.
Doorheen de jaren werd Koen mijn beste vriend. Ze moesten ons werkelijk uit elkaar zetten in de klas.
Er werd vaak over mij gezegd dat ik in de wolken zat. Ik was nogal een droomkopje en staarde vaak uit het raam naar buiten. Fantasie had ik zeker, ik was immers apart.
Eigenlijk zeggen veel kinderen rare dingen. Maar dat is omdat ze de wereld beschrijven zoals ze hem zien en ontdekken. De wereld is iets raar en je kan haast zeggen dat kinderen een zekere soort intelligentie hebben. Ze zijn niet zo makkelijk van hun stuk te brengen, omdat ze dat nog niet helemaal hebben aangeleerd. Ze zien de wereld als één grote veilige plek.
Als je zegt dat kinderen die anders zijn ook "raar" zijn, dan is dat misschien zo. Alleen ben ik ervan overtuigd dat "anders" goed is. Kinderen die "anders" waren, waren dan ook mijn beste vrienden. Je had ook "normale" kinderen, maar die waren zo saai.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten