maandag 9 januari 2012

'Ik' (deel 7)


Inmiddels waren we verhuisd. We hadden een stuk grond gevonden in Aarschot. Op die grond staat het huis waar ik nu in zit.
Weet je nog die vreemde dromen die ik had? Toen we dat huis in Ramsel verlaten hadden, heb ik die nooit meer gehad. Eigenlijk heb ik er maar één meer gehad hier in Aarschot.
Ik droomde dat ik in een kamer van een ziekenhuis stond, vlak voor een bed. Alles was zwart-wit en onscherp zoals in een oude B-film. Uit dat bed kwam iemand op me afgesprongen. Enkel zijn groot hoofd en zijn armen had ik kunnen zien. Daarna werd ik wakker. Sindsdien droom ik enkel nog dingen waar geen enkele logica in zit. En als ik iets droom waar zelfs een verhaal in zit, vergeet ik het direct als ik wakker word. Dan denk ik: 'Wow! Dit ga ik onthouden', al weet ik dat je dromen sowieso vergeet. Dat was nooit gelukt bij mij. Enkel de nachtmerries bleven over.
Mijn eerste communie heb ik gedaan, mijn vormsel niet. Dat had ik normaal gezien ook gedaan, maar in die periode ging het niet zo goed meer met mijn bompa. Doordat ik vaak mee naar het ziekenhuis moest, miste ik vaak dagen dat ik er moest zijn bij de voorbereidingen van mijn vormsel. Eén van die dames had gezegd dat als ik nog één keer een voorbereiding zou missen, ik mijn vormsel niet meer mocht doen. Die avond heeft mijn moeder haar opgebeld en gezegd dat ze mij mocht uitschrijven.
Toen mijn ouders enkele dagen later terug kwamen van het ziekenhuis, zeiden ze dat mijn bompa gestorven was. Ik herinner me nog één ding duidelijk van hem. Toen we daar buiten aan het spelen waren, riep hij ons  en stond hij aan de deur te wachten met een Milky Way voor elk van ons.
Het laatste jaar van zijn leven lag hij in een ziekenbed in de woonkamer. Praten kon hij niet meer, alleen maar gebaren maken. Hij had een belletje waarmee hij kon rinkelen als hij iets wou hebben.
Een week later kwam de directeur de klas binnen. Hij zei dat elke mens wel tientallen keren moest horen wanneer een naaste was gestorven. Toen hij weg was, kwam de meester naast mij zitten. "Waarom had je hier niets over gezegd?", vroeg hij me. "Het is al wel een week geleden, hé meester!", heb ik toen geantwoord.
Het eerste middelbaar was de eerste stap in de werkelijkheid. Koen en Jo gingen naar een andere school. Ik bleef op Bekaf, maar ging naar het Sint-Jozefscollege. Dat lag vlak naast de lagere school. De klassen waren niet meer licht van kleur, maar donker en kaal. De leerkrachten waren ook niet meer zo vriendelijk of hielpen minder. Op het einde van dat jaar mocht ik niet overgaan naar het tweede omdat ik gebuisd was voor Wiskunde. Ofwel deed ik mijn jaar opnieuw, ofwel zakte ik af naar het TSO. Ik was er werkelijk blij mee dat ik daar weg mocht. Dat jaar was niet echt zo een plezier geweest.
Dat was het einde van het eerste middelbaar. Was ik daar blij om!
Vooral omdat we toen naar Australië gingen.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten